Onderpresteerders helpen
Hoe help je een onderpresteerder? Deel 2 van het lezingenduo door Marilène Zwetsloot.
Allereerst moet je een onderpresteerder weten te signaleren. Het is belangrijk niet alleen de leerling op school te zien, maar ook te vragen hoe het thuis gaat. “Ouders hebben altijd een punt”, zegt Marilene heel stellig. Zij geven namelijk vaak als eerste het verschil tussen school en thuis aan. Juffen en meesters weten soms niet dat een leerling thuis al hele boeken leest, terwijl hij in de klas gewoon meedoet met “ik, mik, kim”. Het kind houdt beide zones gescheiden.
Relatie, relatie, relatie
Waarom onderpresteren? Onderpresteerders voelen zich overvraagd of onderprikkeld. Je kunt daar alleen achterkomen in gesprek. Een leerling heeft, behalve zijn ouders, op school ook minimaal een volwassene nodig die hem ziet staan, en die hem ziet zitten. Erkenning en relatie zijn cruciaal.
Onderpresteren hangt ook samen met sociale druk. De oude overtuiging dat hoogbegaafd synoniem is aan sociaal isolement, niet populair zijn, geen vrienden hebben, leeft nog steeds. Populair, modieus zijn, veel vrienden en een druk sociaal leven hebben kan in de oude overtuiging niet samengaan met hb. Vooral meisjes gaan zich aanpassen als ze onder dit beeld lijden: stellen zich verdekt op, houden zich in, onderduikend. Een gesprek aangaan helpt.
Wat doe je als een ll zegt: ik heb niet geleerd, maar bij doorvragen toch veel gedaan blijkt te hebben? Of: ik heb al zoveel begeleiders gehad, niks helpt. Dit vraagt duidelijk extra tutoring. Een leerling die dit aangeeft mist controlegevoel op het leerproces. Ze moet duidelijk krijgen: in hoeverre lukt het mij al wél? In welk stadium van het leerproces ben ik? Het helpt om de stadia van vakinhoud aan te geven in Bloom en ll laten aanwijzen.
Onderpresteren ligt ook vaak aan de velerlei uitleg die ll aan de vraag kan geven. Dan is het een goed idee om een leerling toestemming te geven opheldering te vragen aan docent tijdens een toets. Bij het nabespreken moet de formulering ook steeds aan bod komen. Gesprek is van cruciaal belang. Ook als je ll die vraag om opheldering niet durft te stellen. Eerst dan maar via zachte dwang, vaste keuze, steeds blijven uitnodigen, vertrouwen winnen.
Hoe onderpresteren samenhangt met executieve vaardigheden
Leerlingen in het VO hebben al tien jaar ontwikkeling van executieve functies achter de rug en als ze onderpresteren komt dat door het onvoldoende ontwikkelen van die vaardigheden. Daardoor hebben ze een negatief zelfbeeld en gaan ze zichzelf stutten in afweer. We moeten hen weer uitnodigen tot het vertonen van passend gedrag. We moeten het veilig voor een ll maken om leeftijdsadequaat gedrag te vertonen.
Motivatie is gestoeld op self-esteem en self-efficacy: ik mag er zijn en ik kan iets. Als docent en mentor moet je altijd dit vertrouwen in de ll uitstralen. Het beeld van de ll is niet altijd realistisch. Je kunt het ook analyseren in drie stappen: competentie, autonomie, relatie. Geen realistisch zelfbeeld? Samen kijken naar het motivatiecontinuüm:
(Voortgezet) onderwijs is geslaagd als het helpt leerlingen aan de autonome kant in het continuum te komen. Vooral op montessorischolen, waar veel reflectie van leerlingen wordt gevraagd en veel contact met docent en/of mentor is, ligt een schitterende gelegenheid om hieraan te werken. Evalueer met je ll: wat heb je nodig om op te schuiven? Wat maakt nou dat je…?
Zelfregulering is het doelgericht realiseren van passend gedrag. De rol van de docent hierin is cruciaal.
Verbinding ook cruciaal: docent-leerling en leerling-werk. Een planning maken en je eraan verbinden. Wij denken dat we iets met de ll hebben afgesproken. Maar dat is vaak niet zo. Verbinding zit in kleine, soms hele banale stapjes. “Hoe komt het dat je niet geleerd hebt?” – “Ik heb me boek niet eens”.
Getting things done is het effectief hanteren van interne verbinding door ll. Dit kun je onderpresteerders laten maken in kleine stapjes:
En wat moet je doen voor iemand die alle vertrouwen kwijt is? Relatie, relatie, relatie. En: er is een plafond aan wat een school kan doen. Soms is hulp extern invliegen noodzakelijk. De pedagogische driehoek verandert dan van “ouders-kind-school” in: “gezin-school-externe specialist”.