Hoogbegaafde leerlingen van PO naar VO
Hoogbegaafde leerlingen in de overstap van basisschool naar voortgezet onderwijs
Veel hoogbegaafde leerlingen volgen op de basisschool een plusklas of zelfs fulltime hb-onderwijs. Niet alle hb’ers ontwikkelen tijdens de basisschoolperiode het zelfvertrouwen, de zelfstandigheid of het aanpassingsvermogen om de middelbare school succesvol te kunnen doorlopen. Wat komt er op hun pad als ze de overstap naar het voortgezet onderwijs maken? Hoe kunnen scholen, ouders en eventuele begeleiders hierbij ondersteunend zijn? Na deze eerste StudieZoomSessie zijn we het over een ding eens: niksdoen is geen optie!
Deze workshop werd gegeven door DeDNKRS. Bekijk hier hun presentatie.
Hoogbegaafdheid: altijd hoge cijfers zonder moeite?
Het eerste wat je moet weten als je op een school werkt, is dat hoogbegaafdheid heel divers is. Met het oude beeld van een hoogbegaafde als “iemand die moeiteloos uitblinkt” doe je de grote diversiteit aan verschijningsvormen van hoogbegaafdheid tekort, en daarmee de hoogbegaafde leerlingen die je onder je hoede hebt. Hoogbegaafden hebben zich vaak -door ervaringen op de basisschool- aangeleerd om onzichtbaar te zijn, niet op te vallen, geen vragen te stellen en niet uit te blinken. Toch kan het zijn dat ze vanwege hun hoogbegaafdheid behoefte hebben aan extra aandacht of een aangepast programma in het voortgezet onderwijs.
Hoe herken je hoogbegaafden en hun leerproblemen? Hiervoor kun je de begaafdheidsprofielen van Betts en Neihart raadplegen:
George T. Betts and Maureen Neihart (1988). Profiles of the gifted and talented. Gifted Child Quarterly, 32(2), 248-253. Bron: talentstimuleren.nl
Lees hier de volledige beschrijvingen van de profielen (in pdf) inclusief aanbevelingen.
“Geen van deze profielen is statisch.” Dat betekent dat elke leerling in elk profiel met de juiste stimulans en begeleiding goed zou kunnen functioneren in het voortgezet onderwijs in Nederland. Het betekent ook dat als er niet op een leerling wordt afgestemd en de leerling zich onbegrepen voelt, het voor elk profiel geldt dat er een risico is van afstromen, thuiszitten of uitvallen: ook voor de zelfsturend autonome leerling.
Het Nederlandse voortgezet onderwijs is geschoeid op de leest van de gemiddelde leerling: voor havo-vwo klassen is dat een leerling met een IQ van 100. Een hoogbegaafde heeft een IQ van 130 of hoger: voor hem of haar is school dan soms net zo onbegrijpelijk als voor een leerling met een IQ van 70. Ter compensatie veranderen veel hb’ers tijdens de basisschool al in een kameleon. Ze worden onderduikers, “brave kinderen” die zich richten op wat ze denken dat van hen verwacht wordt. Dit uit zich thuis van in boosheid, huilbuien, buikpijn op zondagavond. Voor deze kinderen is dit de overlevingsstrategie en is het moeilijk om een alternatief te zien.
De DNKRS laten ons kennismaken met vijf verschillende hoogbegaafde leerlingen, die allemaal in meer of mindere mate problemen op en met school tegenkomen vanwege hun hoogbegaafdheid. De profielen van Betts en Neihardt hebben nu (fictieve) gezichten en namen gekregen en worden ook door veel deelnemers herkend in eigen leerlingen. Ze staan beschreven in de presentatie die hier binnenkort gedeeld zal worden. De vijf leerlingen roepen elk op hun eigen manier om hulp. Ter illustratie:
- “Ik heb het gevoel alsof ik met hoge cijfers moet bewijzen dat ik iets kan en wordt daar faalangstig en zenuwachtig van”.
- “Als je mij eerst een toets geeft, kan ik kijken wat ik al weet en dan terugredeneren welke stof ik nog moet bestuderen”.
- “Ik haakte af door alle herhalingsopdrachten die ik opeens kreeg op de middelbare school. Niet alle docenten gaven mij de ruimte om hierin mijn eigen weg te vinden. Ik zou zo graag willen dat ze me dat vertrouwen gaven”.
- “Ik doe verschrikkelijk mijn best op school om goed te scoren en niet op te vallen, thuis ben ik soms extreem boos. Ik wist niet hoe ik ‘leren’ moest aanpakken en kwam er pas na jaren achter dat je hulp kan vragen en niet alles zelf hoeft op te lossen. Had ik dat maar eerder geweten”.
- “Ik wist echt niet wat me te wachten stond op de middelbare school. Hoe het leren en werken verandert. Ik had dat wel van tevoren willen weten”.
Op een padlet beschrijven we in kleine groepen wat we hen zouden kunnen bieden. Wat kun je doen om het onderwijs beter passend te maken? En hoe kun je de leerling stimuleren beter te functioneren in het onderwijs? Lees hier de resultaten.
Herken HB
Vertoont een leerling opvallend gedrag? Scoort hij/zij “soms nullen, soms negens”? Gaan ze vaak in discussie, vragen ze vaak om uitzonderingen, verdedigen ze hun sterke eigen mening vanaf jonge leeftijd al met hand en tand? Kunnen ze met de ene docent lezen en schrijven, en hebben ze met een andere juist absoluut geen band? Gaat dit alles gepaard met een vermoeden van zeer hoge intelligentie, waar je af en toe een glimp van opvangt? Dan kan het zijn dat je met een hoogbegaafde leerling te maken heb.
IQ test?
Uit de discussie op de eerste bijeenkomst van de StudieZoomSessies bleek dat geen van de aanwezige scholen een IQ test of een ondergrens van IQ 130 aanhoudt om HB-zorg of maatwerk aan een leerling te bieden. Het belangrijke is dat de leerling centraal staat. Waar kan testen dan goed voor zijn? Natuurlijk kan het een leerling helpen meer begrip te krijgen voor zichzelf en voor de schoolse omgeving en de mate waarin die afwijkt van de eigen manier van denken en leren. Ook kan het een leerling inzicht geven in de eigen leer- en coping-strategieën en de psycho-educatie ondersteunen.
Maar leerlingen met een laag of gemiddeld IQ kunnen toch ook “zelfsturend autonoom”, “aangepast succesvol” of “onderduikend” zijn?
Dat klopt. Echter, als hoogbegaafde leerlingen goed in hun vel zitten en goed kunnen presteren, dan is daaraan geen plafond. Dat is een zeer groot verschil met leerlingen die een gemiddeld IQ hebben. Bij hoogbegaafde leerlingen is er een risico aan het niet erkennen van de begaafdheid. Dat heeft te maken met de intensiteit waarmee een hoogbegaafde waarneemt, overdenkt en reageert. Om dit te begrijpen is het goed om het HB-model van Tessa Kieboom altijd in het achterhoofd te houden.
HB volgens Tessa Kieboom: denken en voelen
Tessa Kieboom maakt een tweedeling tussen “denken” en “voelen”. Het luik “Denken” houdt in:
- het hoge IQ,
- een grote creativiteit
- een hoge motivatie.
Dit heeft als resultaat een grote leerhonger, maar niet per se voor schools leren. Van deze drie ingrediënten staat alleen het IQ vast. De creativiteit en motivatie kunnen “uit” staan vanwege allerlei factoren, waaronder de missende aansluiting met schools leren.
Het zijnsluik “voelen” houdt in:
- de lat zeer hoog leggen. En niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen. Dit gaat gepaard met een zeer scherp waarnemingsvermogen over hoe iets gedaan kan worden en gedaan hoort te worden. Een duidelijk voorbeeld hiervan is: pas laat gaan praten, en dan meteen in volzinnen. Het is voor een hb’er vaak ongelooflijk dat andere mensen de lat niet even hoog hebben liggen en het niet precies doen zoals het moet of hoort.
- een zeer sterk gevoel van rechtvaardigheid. Een hb’er kan er bijvoorbeeld zeer boos van worden dat er verschillen zijn tussen volwassenen en kinderen. Dit gaat dan heel diep. Een onterecht autoritaire toon aanslaan kan echt tot “kortsluiting” leiden.
- een kritische instelling, op zichzelf en de omgeving, het zeer serieus nemen van regels, perfectionisme.
- gevoeligheid, ook fysiek: sterk ontwikkelde zintuigen, sterke pijnervaring, te empathisch zijn. Een hb’er kan hierdoor regelmatig te horen krijgen “stel je niet aan”.
Alle kenmerken in het zijnsluik hebben tot resultaat, in meer of mindere mate, een gevoel van “anders zijn”. Vooral zeer jonge hoogbegaafde kinderen snappen niet dat anderen het niet net zo ervaren als zij. Dit kan tot (leer)problemen leiden. Bekijk hier modellen voor hoogbegaafdheid, waaronder dat van Tessa Kieboom.
Gaat het ook wel eens goed?
Ja, natuurlijk zijn er veel hoogbegaafde leerlingen die goed functioneren in het voortgezet onderwijs en goed in hun vel zitten. Ze hebben een gezonde groeimindset en maken zich verschillende leerstrategieën eigen om hun potentieel te kunnen verwezenlijken. Maar ook zij hebben begrip en aanpassingen nodig (gehad). Ook een “succesvol autonome” leerling heeft passend onderwijs nodig. Je moet leerlingen altijd proberen te laten reiken naar het volgende niveau, naar de zone van naaste ontwikkeling, en hoe hoger het IQ, hoe groter de kans dat er hiervoor aanpassingen nodig zijn.
Wat zou het VO moeten doen voor nieuwe HB-leerlingen?
Een goede overdracht van PO naar VO is heel belangrijk voor alle leerlingen, onafhankelijk van IQ. De DNKRS geven aan dat het per school en/of regio heel wisselend kan zijn hoe er wordt overgedragen. Ook binnen de lagen van een basisschool schiet overdracht wel eens tekort, waardoor ouders en leerlingen soms de indruk krijgen elke drie jaar te moeten “bewijzen” dat er aanpassingen nodig zijn. Als school moet je flexibiliteit en lef hebben om aanpassingen aan te bieden en buiten de gebaande paden durven gaan. Hiertegenover staat dat leerlingen of ouders soms zonder het label “HB” naar het VO willen overstappen, vanwege slechte ervaringen met passend onderwijs, vanwege verminderde behoefte aan aanpassingen, of omdat het onderzoeksrapport te gevoelige informatie bevat.
Een goed geschreven blog. En een fijn overzicht van de verschillende soorten leerlingen.
Ik ben zelf ouder van 2 (u)hb-kinderen, waarvan de oudste nu in 2 vwo zit.
Ik ben het niet helemaal eens met hoe je een hb-er herkent. Vanuit mijn eigen ervaring: zij is een succesvolle leerling en valt helemaal niet op (ook niet met haar cijferlijst die heel erg mooi is) en wil dat ook helemaal niet. Veel kinderen hebben al heel jong geleerd zich aan te passen, niet op te vallen. En weten ook vaak niet meer wat hoort en niet hoort. Dit filmpje maakt dat heel inzichtelijk https://www.youtube.com/watch?v=oFCLdJVoHVg&t=604s
Wij als ouders zijn het eens met de adviezen (ook richting onszelf). Maar om deze leerling in een maatwerkprogramma te plaatsen kan een flinke uitdaging zijn, vooral vanuit de leerling zelf. Ook omdat ze niet gewend zijn om te werken/leren, en bij een goed maatwerkprogramma zou dat wel gevraagd moeten worden. Ik zou absoluut adviseren dat dat goed begeleid wordt, want werk wat opeens niet ‘zo even gemaakt kan worden’, wordt al snel geïnterpreteerd als te moeilijk. Iets niet weten en doorzetten moeten ze vaak nog leren.
In veel gevallen zal het een goed idee zijn om de ouders erbij te betrekken. Een kind zal mogelijk thuis de frustraties uiten, en dan kunnen de ouders daarop inspelen.
Zij kunnen ook vertellen hoe de leerling thuis is, zodat je samen (evt zelfs nog met externe hulpverlening) een team om het kind kunt vormen.
Vergeet ook niet dat deze kinderen ook vaak niet weten dat ze anders/sneller denken dan de rest. Hoe zij denken is normaal voor hen. Zij kunnen niet altijd vertellen waar ze behoefte aan hebben. Ik denk dat docenten juist moeten vertellen wat de mogelijkheden zijn. ‘Wat zou je willen’, is een vraag waarop ze dichtslaan. ‘Ik wil op vakantie’, ‘ik wil een voldoende voor …’, ‘ik wil weer kunnen afspreken met…’, allemaal antwoorden die in hun hoofd oppoppen.
Deze kinderen zijn ook vaak erg goed in sociaal wenselijke antwoorden geven :).
Ik vind het in ieder geval super dat jullie er zoveel aandacht aan besteden! En ik, als ouder, ben blij dat ik mee mag denken.